De Nobelprijs voor de Scheikunde gaat dit jaar naar de drie wetenschappers die de oplaadbare lithium ion-batterij hebben gemaakt. Die batterij heeft volgens het committee van de prijs een flinke impact op onze wereld gemaakt.
De drie wetenschappers zijn John B. Goodenough, M. Stanley Whittingham en Akira Yoshino. De ontwikkeling begon in 1970 toen Whittingham werkte aan de ontwikkeling van methodes die konden leiden tot een energietechnologie vrij van fossiele brandstof.
Whittingham onderzocht daarvoor supergeleiders en ontdekte een energierijk materiaal. Daarmee maakte hij een cathode in een lithium-batterij, en de voorloper van de lithium ion-accu werd geboren. Groot nadeel was dat hij in zijn prototype chemicaliën gebruikte die in combinatie met elkaar konden leiden tot een flinke explosie.
Het werk werd voortgezet door Goodenough, die stabielere alternatieven onderzocht. Hij kwam in 1980 een kobaltoxide tegen, waarmee hij een spanning van 4 volt kon bereiken. In 1985 ontwikkelde Yoshino de eerste lithium ion-batterij die voor commerciële doeleinden gebruikt kon worden.
Oplaadbare wereld
Het werk van de drie mannen wordt nu dus erkend met een Nobelprijs. Volgens het committee leidde de batterij namelijk tot een ‘oplaadbare wereld’, en omdat het gebruikt kan worden om zonne- en windenergie op te slaan mogelijk ook tot een gemeenschap vrij van fossiele brandstoffen. Ze zijn dan ook “één van de grootste zegens voor de mensheid”.
De drie wetenschappers ontvangen niet alleen erkenning in de vorm van de prijs, maar ook 9 miljoen Zweedse kronen. Het prijzengeld wordt gelijk verdeeld onder de winnaars.