CES 2020 zit er weer op en het is tijd de balans op te maken na ’s werelds grootste technologiebeurs in Las Vegas. De meeste mensen kennen de CES vooral als ‘die gekke gadgetbeurs’ waar allerlei onzin wordt gepresenteerd. Binnen het vak wordt het event zeker niet als zodanig afgedaan. CES is op de eerste plaats een ‘Trade Show’ waar megadeals tussen fabrikanten en retailers worden gesloten. En natuurlijk is het de plek waar techjournalisten over de hele wereld zich verzamelen. Wie hier met een goede productlancering komt is in één klap wereldnieuws.
Zelf bezocht ik de CES tweemaal. De beurs is overweldigend, zelfs voor Las Vegas-begrippen. Zelfs al mag je als journalist een uurtje eerder naar binnen op de eerste dag, die voorsprong is verwaarloosbaar als je weet hoeveel kilometers ver de totale beursoppervlakte zich uitstrekt.
Behalve de grote techbedrijven zoals Samsung, Sony, LG, Sonos, Philips, Canon, Nikon, Siemens, Bosch, Honda, Google en vele vele anderen, vind je er honderden aanbieders van smartphone-accessoires, koptelefoons en andere kleinschalige electronica. Chinese bedrijven waar we in Europa nog nooit van gehoord hebben vullen beurshallen vol met 8K TV’s en slimme koelkasten. Startups en fitnesstrackers bevolken hun eigen paviljoens waar gretige productmanagers en PR-mensen staan te popelen om je hun product te demonstreren.
Proefballonnetjes
Tussen al dat geweld is het soms lastig om het kaf van het koren te scheiden. Wat is écht een evolutie en wat is onzin? En is het eigenlijk wel de bedoeling dat we al deze producten ook echt gaan kopen? Of zijn het toch vooral proefballonnetjes?
Dat laatste is in veel gevallen waar. Vergelijk de CES met een gemiddelde autoshow van Genève, of Paris Fashion Week: wat je daar op de catwalk of beursvloer ziet verschijnen zijn meestal ook niet de outfits of auto’s waar mensen volgend jaar in rondlopen/rijden. Het is goed om producten op de CES met dezelfde korrel zout te nemen. Concepten waarin een kern van waarheid zit, maar niet gelijk een wereldwijde hit zullen worden.
Hebben we komend EK allemaal een opvouwbare 8K televisie van 1 bij 2 meter in huis hangen? Nee natuurlijk niet. Maar is het goed dat bedrijven als Sony, LG en Samsung uitzoeken wat er mogelijk is met de toekomst van beeldschermen? Absoluut! Want hoewel een opvouwbare televisie nu nog onzin lijkt, misschien stoppen we over 10 jaar wél een mega-beeldscherm opgerold in onze rugtas zodat we ergens op het strand onze eigen EK BBQ kunnen organiseren (uiteraard zonder stroom of wifi).
Nieuwe technologieën worden getoetst
Opvouwbare beeldschermen, ingebouwde 5G chips met narrowband IoT connectiviteit, 8K beeldresolutie, zelfrijdende auto’s, smartwatches met electrocardiogram (ECG) en apparatuur die standaard uitgerust is met diverse sensoren: Het zijn allemaal nieuwe technologieën die op dit moment worden getoetst. De eerste producten die we daarmee bedenken zijn een beetje maf. Een beetje wanstaltig. Waarbij het gros van de mensen denkt: ‘wie koopt dat nou?’.
En ze hebben gelijk. Want er is in veel gevallen nog geen markt voor dit soort nieuwe producten. Maar vergeet niet dat bij de introductie van UMTS nu ruim 20 jaar geleden, niemand zich iets kon voorstellen bij het nut van mobiel internet. Websites bezoeken of email lezen op een piepklein beeldscherm? Waarom zou je dat in hemelsnaam willen?
Korreltje zout
Neem de CES dus met een korreltje zout. Maar steek er wel wat van op. Trends als 5G, 8K, IoT, smart cars en health monitoring zijn echt, en de techbedrijven die deze technologieën op dit moment onderzoeken en toetsen verdienen naast scepsis ook lof. Er komt een dag dat een opvouwbaar scherm, smartwatch of connected wasmachine ook jouw leven écht ingrijpend zal veranderen.
Foto’s: Shutterstock