De Nederlandse bewaarplicht van internet- en telefoondata wordt ingetrokken, dat heeft de rechtbank van Den Haag vandaag besloten. De bewaarplicht schendt het grondrecht van privacy en de bescherming van persoonsgegevens, zo stelt de rechter.
De Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens, die op 1 september 2009 werd ingevoerd, verplicht internet- en telecomaanbieders om diverse gegevens over het internet- en telefoongebruik minimaal een half jaar te bewaren. Zo worden onder meer locatiegegevens, gebelde nummers en ip-adressen opgeslagen.
De wet werd op 8 april 2014 ongeldig verklaard door het Europese Hof van Justitie, maar het kabinet trok de wet destijds niet in. Ex-minister Opstelten liet wel weten met een aangepaste versie van de wet te komen, maar die is vooralsnog niet goedgekeurd door het kabinet.
Tijdens de rechtszaak vandaag, aangespannen door diverse providers, besloot de rechter de wet nu definitief in te trekken. Dat het oordeel consequenties heeft voor de opsporing van strafbare feiten, weerhoudt de rechter er niet van om de wet op ‘non-actief’ te stellen. Volgens de rechter schendt de wet het grondrecht van privacy en de bescherming van persoonsgegevens en weegt dit zwaarder dan de voordelen van de wet. De overheid voert echter als argument aan dat steeds meer criminele activiteiten zich verplaatsen naar het internet, waardoor de wet van essentieel belang is voor de opsporing van criminelen.
Daarnaast oordeelt de rechter dat de gegevens niet voldoende beschermd worden. Het toezicht op de wet is momenteel in handen van het Openbaar Ministerie, maar volgens de rechter heeft het OM te veel belang bij de wet om onafhankelijk te kunnen oordelen. Hierdoor is het niet goed te controleren of de gegevens alleen worden gecheckt in verband met grote strafbare feiten of dat de overheid deze gegevens ook gebruikt in relatief kleine zaken.